Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Vennootschap onder firma. Gebonden gemeenschap. Geen vrije beschikking vennoot over aandeel  in de goederen.van die gemeenschap.

Feiten

Van den Broeke en Van der Linden zijn sinds 1935 vennoten van de vennootschap onder firma 'de Watersport', later genaamd 'Oké'. In deze vennootschap zijn een aantal onroerende goederen te Loosdrecht ingebracht, die partijen gezamenlijk zouden exploiteren.

Zij onderhandelen lange tijd over de beëindiging van de vennootschap en de verdeling van het vennootschappelijk vermogen. Omstreeks 1976 zijn zij het nagenoeg daarover eens. Vanaf 1977 exploiteren beide vennoten ieder afzonderlijk dat gedeelte van de aan de vennootschap toebehorende onroerende goederen dat aan ieder van hen zal worden toebedeeld.

Van den Broeke stelt tegen Van der Linden een vordering van ƒ 60 000 in vanwege 'gebruiksoverbedeling’.

Rechtbank

De rechtbank oordeelt dat Van den Broeke in zijn vordering niet-ontvankelijk is omdat, bij gebreke van enige overeenkomst, slechts aan de vennootschap als gerechtigde tot de aldus geëxploiteerde vermogensbestanddelen het recht toekomt te vorderen dat een gebruiksvergoeding wordt betaald.

Hof

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Cassatiemiddel

Van den Broeke betoogt dat, indien een vennootschap onder firma gerechtigd is een gebruiksvergoeding voor door een vennoot geëxploiteerde vermogensbestanddelen van de vennootschap te vorderen, resp. aanzuivering van de kapitaalrekening van een vennoot te vorderen, zulks onverlet laat dat een medevennoot een vordering tegen de bedoelde vennoot kan instellen die ertoe strekt dat rechtstreeks tussen hen wordt 'verrekend': hetgeen die laatste aan de vennootschap verschuldigd is, en de uitkering die de vennootschap vervolgens aan de beide vennoten dient te verrichten op grond van de winstverdelingsbepalingen in het vennootschapscontract.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel niet tot cassatie kan leiden en overweegt het volgende:

In dit geding is niet aan de orde de vraag in welke gevallen een vennoot in rechte tegen een medevennoot kan optreden ten einde nakoming van diens verplichtingen tegenover de vennootschap af te dwingen. Aan de orde is te dezen slechts de vraag of een vennoot tegen een medevennoot een vordering kan instellen die strekt tot een rechtstreekse 'verrekening'.

Deze laatste vraag dient ontkennend te worden beantwoord. De in een vennootschap onder firma ingebrachte goederen vormen een gebonden gemeenschap; zij zijn bestemd om te worden aangewend tot het bereiken van het doel der vennootschap. Een vennoot kan tijdens de duur der vennootschap niet vrijelijk beschikken over zijn aandeel in die goederen en evenmin aanspraak maken op een uitkering ten laste van het vennootschapsvermogen voor zover een dergelijke aanspraak niet uit het vennootschapscontract of een in overeenstemming daarmee genomen besluit voortvloeit. Voorts vormen de goederen van de vennootschap een afgescheiden vermogen dat dient als verhaalsobject voor de schuldeisers van de vennootschap. Dit stelsel laat geen ruimte voor aanspraken op 'verrekening' buiten de vennootschap om, zoals door de onderdelen bepleit.

Opmerking

Het arrest is bevestigd in HR 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1009 (Gebonden gemeenschap).

Gerelateerde artikelen