Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Het kort geding is een procedure in het Nederlandse recht die kan worden ingesteld als er sprake is van een spoedeisend belang en een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Het kort geding is geregeld in art. 254 Rv e.v.

Onmiddellijke voorziening (art. 254 lid 1 Rv)

Art. 254 lid 1 Rv bepaalt dat in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter is bevoegd deze te geven.

Kantonrechter (art. 254 lid 4 Rv)

Art. 254 lid 4 Rv bepaalt dat in zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorlopige voorziening.

Wel kracht van gewijsde; geen gezag van gewijsde

Een vonnis in kort geding gaat wel in kracht van gewijsde, maar heeft geen gezag van gewijsde. In een kort geding kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen. Deze voorlopige voorziening kan niet de rechtsverhouding tussen partijen bindend vaststellen of wijzigen.

Bodemprocedure

Het begrip 'kort geding' wordt veelal als tegenhanger van het begrip 'bodemprocedure' gebruikt.