Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Bewaring

Bij toepassing van art. 116 lid 2 Sv, onder b of wanneer het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave en geen machtiging volgens art. 117 lid 1 Sv is verleend, worden de inbeslaggenomen voorwerpen, zodra het belang van het onderzoek het toelaat, in opdracht van het openbaar ministerie, gesteld onder de hoede van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bewaarder.

Art. 116 Sv en art. 117 Sv zijn van toepassing (art. 118 lid 1 Sv).

Andere bewaarder

Voorwerpen kunnen ook aan een andere door het openbaar ministerie aangewezen bewaarder in gerechtelijke bewaring worden gegeven, als dit voor het behoud, de bestemming of de beveiliging daarvan redelijkerwijs noodzakelijk is  (art. 118 lid 2 Sv).

Hoofdregel (art. 116 lid 1 Sv)

De hoofdregel bij strafvorderlijk beslag is dat, zodra er geen strafvorderlijk belang (meer) is, het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen (art. 116 lid 1 Sv).

Uitzonderingen

Op de hoofdregel zijn vier uitzonderingen:

  1. De beslagene heeft afstand gedaan (art. 116 lid 2 Sv).
  2. Een ander kan redelijkerwijs als rechthebbende aangemerkt worden (art. 116 lid 2 Sv en art. 116 lid 3 Sv).
  3. Er ligt een civiel of fiscaal derdenbeslag op het voorwerp (art. 119 lid 4 Sv).
  4. De beslagene komt voor op de geconsolideerde Sanctielijst van de Europese Commissie wegens de verdenking van terroristische activiteiten.
Schriftelijke verklaring tot afstand (art. 116 lid 2 Sv)

Art. 116 lid 2 Sv bepaalt dat, als degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, schriftelijk verklaart afstand te doen van het voorwerp, de hulpofficier van justitie of het openbaar ministerie het volgende kan doen:

  1. Het voorwerp teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
  2. Gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, als teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is.
  3. Als degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.
Geen schriftelijke verklaring van afstand (art. 116 lid 3 Sv)

Art. 116 lid 3 Sv bepaalt dat, als er geen afstand volgens art. 116 lid 2 Sv wordt gedaan, het openbaar ministerie de beslissing onder art. 116 lid 1 Sv of art. 116 lid 2 Sv alsnog kan nemen wanneer degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, niet binnen veertien dagen nadat het openbaar ministerie hem schriftelijk heeft laten weten een beslissing te willen nemen, heeft geklaagd of, als hij wel tijdig heeft geklaagd, het beklag ongegrond is verklaard.

Bewaring door rechthebbende (art. 116 lid 4 Sv)

Doet degene onder wie een voorwerp in beslag genomen is geen afstand ex art. 116 lid 2 Sv en het openbaar ministerie wil het voorwerp teruggeven aan de waarschijnlijk rechthebbende, kan het het voorwerp al meteen aan die rechthebbende in bewaring geven als degene bij wie het voorwerp inbeslaggenomen is, dit kennelijk door middel van een strafbaar feit van die rechthebbende afgenomen. Die mogelijk rechthebbene kan het voorwerp dan weer gebruiken. De bewaring duurt tot aan de definitieve terugave (art. 116 lid 4 Sv).

Teruggave aan rechthebbende (art. 116 lid 5 Sv)

Art. 116 lid 5 Sv bepaalt dat als het openbaar ministerie overeenkomstig art. 116 lid 2 Sv of art. 116 lid 4 Sv of de rechtbank overeenkomstig art. 353 lid 2 Sv de bewaring van het voorwerp heeft gelast, het openbaar ministerie dit voorwerp na het bekend worden van de rechthebbende aan deze laat teruggeven.

Geen tussentijdse beschikkingshandelingen zonder machtiging (art. 117 lid 1 Sv)

Art. 117 lid 1 Sv bepaalt dat de inbeslaggenomen voorwerpen niet tussentijds worden vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd, tenzij hiervoor machtiging is verleend.

Machtiging openbaar ministerie (art. 117 lid 2 Sv)

Wel kan het openbaar ministerie volgens art. 117 lid 2 Sv ten aanzien van de volgende voorwerpen een machtiging tot tussentijdse vervreemding verlenen:

  • voorwerpen die niet geschikt zijn voor opslag;
  • voorwerpen waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde;
  • voorwerpen die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald.

De machtiging houdt slechts vernietiging in als het ongecontroleerde bezit van het voorwerp in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Het openbaar ministerie hoeft van het voornemen om de machtiging te verlenen geen mededeling aan de beslagene te doen.

Tegen het verlenen van de machtiging tot tussentijdse vervreemding staat geen beklag open.

Rechtspraak
  • Rb. Utrecht (vzr.) 24-09-2002, KG 2002, 276
    Ten laste van Hof van Eden is een aantal dieren in strafrechtelijk beslag genomen. Omdat de kosten van bewaring niet in redelijke verhouding staan tot de waarde van de dieren, wil de officier van justitie een machtiging tot vervreemding van de dieren afgeven. Hof van Eden legt vervolgens conservatoir beslag onder de staat. De voorzieningenrechter acht dit in beginsel een gerechtvaardigd middel om als beslagene de aanspraak op teruggaaf van de dieren veilig te stellen.

In hoger beroep:

  • Hof Amsterdam 05-06-2003, KG 2003, 150
    Het openbaar ministerie heeft ex art. 117 Sv een zelfstandige bevoegdheid machtiging te verlenen tot vervreemding van een strafrechtelijk in beslag genomen voorwerp, bijvoorbeeld omdat de kosten van bewaring niet opwegen tegen de waarde van het voorwerp. Degene onder wie de voorwerpen strafrechtelijk in beslag zijn genomen kan niet door middel van een conservatoir beslag tot afgifte ten laste van de Staat de uitvoering van een machtiging tot vervreemding blokkeren.
Beëindiging bewaring na twee jaar (art. 118 lid 3 Sv)

De bewaarder is bevoegd de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover het andere roerende zaken dan geld betreft, te beëindigen na twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inbeslagneming. In dat geval handelt hij met het voorwerp overeenkomstig art. 117 lid 1 Sv (art. 118 lid 3 Sv).

Beperking bevoegdheid tot beëindiging bewaring (art. 118 lid 4 Sv)

Als het voorwerp wordt bewaard op grond van de last ex art. 353 lid 2 Sv onder c, kan de bewaarder de bevoegdheid tot beëindiging niet uitoefenen voordat drie maanden zijn verstreken nadat de einduitspraak onherroepelijk is geworden (art. 118 lid 4 Sv).

Bezwaar openbaar ministerie tegen beëindiging (art. 118 lid 5 Sv)

De bewaarder oefent de bevoegdheid, bedoeld in art. 118 lid 3 Sv of in art. 118 lid 4 Sv, niet uit, wanneer het openbaar ministerie binnen veertien dagen nadat de bewaarder van het bestaan van de bevoegdheid schriftelijk heeft kennis gegeven, meedeelt tegen uitoefening daarvan bezwaar te hebben (art. 118 lid 5 Sv).

Teruggave onder zekerheidstelling (art. 118a lid 1 Sv)

Het openbaar ministerie kan ambtshalve of op verzoek van de beslagene of van een andere belanghebbende een voorwerp dat op grond van art. 94a Sv in beslag is genomen onder zekerheidsstelling doen teruggeven (art. 118a lid 1 Sv).

Vorm van zekerheid (art. 118a lid 2 Sv)

De zekerheid bestaat in de storting van geldswaarden door de beslagene of een derde, of in de verbintenis van een derde als waarborg, voor een bedrag en op een wijze als door het openbaar ministerie wordt aanvaard (art. 118a lid 2 Sv).

Last tot teruggave (art. 119 lid 1 Sv)

Een last tot teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp dat in bewaring is gegeven, is gericht tot de bewaarder (art. 119 lid 1 Sv).

Bewaarder kan niet aan last voldoen (art. 119 lid 2 Sv)

Als de bewaarder niet aan de last tot teruggave kan voldoen, omdat de bewaring van het voorwerp overeenkomstig de machtiging, bedoeld in art. 117 lid 2 Sv of op de wijze van art. 118 lid 3 Sv, is beëindigd, gaat de bewaarder over tot uitbetaling van de prijs, die het voorwerp bij verkoop door hem heeft opgebracht of redelijkerwijze zou hebben opgebracht (art. 119 lid 2 Sv).

Bewaarder kan niet aan last voldoen (art. 119 lid 3 Sv)

Als de bewaarder, buiten de gevallen zoals in art. 119 lid 2 Sv bedoeld, niet in staat is aan de last tot teruggave te voldoen, houdt de bewaarder het voorwerp ter beschikking van de rechthebbende totdat hem in gevolge art. 118 lid 3 Sv, de bevoegdheid toekomt de bewaring te beëindigen. In het geval van art. 353 lid 2 Sv, onder b of c houdt de bewaarder, als hem die bevoegdheid zou toekomen, het voorwerp niettemin ter beschikking van de rechthebbende gedurende tenminste drie maanden nadat de einduitspraak onherroepelijk is geworden (art. 119 lid 3 Sv).

Geen teruggave bij civielrechtelijk beslag (art. 119 lid 4 Sv)

Als er een civielrechtelijk beslag op het voorwerp rust, geeft de bewaarder het voorwerp niet terug zolang dat beslag niet is opgeheven, tenzij degene die de last tot teruggave geeft uitdrukkelijk anders bepaalt (art. 119 lid 4 Sv).

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de toepassing van art. 117 lid 1-3 Svart. 118 lid 2 Sv en art. 118a Sv omtrent de wijze waarop de inbeslaggenomen voorwerpen worden aangeboden aan de bewaarder, de wijze waarop deze worden bewaard en ter beschikking van het onderzoek gehouden.