Het begrip gerechtelijke bewaring wordt zowel bij civielrechtelijk als bij strafvorderlijk beslag gebruikt.
Bewaring bij een civielrechtelijk beslag
Algemeen
Gerechtelijke bewaring vormt bij civielrechtelijk beslagen een middel om de schuldenaar het feitelijk gebruik van een zaak te ontnemen.
Bewaring komt niet alleen bij beslag voor. De voorzieningenrechter van de rechtbank is in het algemeen bevoegd om in kort geding een zaak in gerechtelijke bewaring te stellen (art. 853 Rv).
De rechter die de gerechtelijke bewaring van een bepaalde zaak beveelt, kan iedere daartoe geschikte persoon die bereid is deze benoeming te aanvaarden, als gerechtelijk bewaarder van die zaak aanwijzen (art. 854 Rv, eerste zin).
Hetzelfde geldt voor de deurwaarder die gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een zaak in bewaring te stellen krachtens art. 446 Rv en die ter plaatse geen voor zodanige zaken aangewezen gerechtelijke bewaarder tegen een redelijk loon tot de bewaring bereid vindt (art. 854 Rv, tweede zin).
Geschillenbewind (art. 710 Rv)
Ook de het geschillenbewind ex art. 710 Rv is een middel om de schuldenaar het feitelijk gebruik van een zaak te ontnemen. De bedoeling van bewaring en geschillenbewind is echter verschillend. Bij bewaring gaat het om het veilig stellen van een zaak voor afgifte, bewijs of verhaal. Een geschillenbewind vindt plaats indien over één of meer goederen geschil bestaat aan wie van twee of meer partijen zij toekomen. Het gaat dus bij bewaring om zaken en bij geschillenbewind om goederen, dus bijvoorbeeld om vermogensrechten.
Zowel bewaring als geschillenbewind hoeft niet gepaard te gaan met een beslag.
Bewaring bij een strafvorderlijk beslag
Bij strafvorderlijk beslag is de bewaring een maatregel die daaraan inherent is: een voorwerp wordt immers in beslag genomen en dus meegenomen, bijvoorbeeld voor onderzoek.