Volgens art. 504 lid 1 Rv wordt een beslag op een onroerende zaak door middel van een proces-verbaal van een deurwaarder gelegd. Het is een bureaubeslag.
Proces-verbaal van beslag
Het proces-verbaal van beslag op een onroerende zaak moet volgens art. 504 lid 1 Rv, naast de gewone formaliteiten, de volgende gegevens bevatten:
- de voornaam, naam en woonplaats van de beslaglegger en de naam en woonplaats van de beslagene (art. 504 lid 1 Rv, letter a).
- de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd (art. 504 lid 1 Rv, letter b).
- de aard van de in beslag genomen onroerende zaken, hun kadastrale aanduiding, en, als zij buiten de bebouwde kom liggen, zoveel mogelijk de grootte (art. 504 lid 1 Rv, letter c).
- als het beslag niet wordt gelegd door een deurwaarder op het kantoor van wie woonplaats is gekozen overeenkomstig art. 439 lid 3 Rv, een keuze van woonplaats op het kantoor van de deurwaarder die het beslag legt (art. 504 lid 1 Rv, letter d).
Als één van de gegevens ontbreekt, is het beslag in beginsel nietig (art. 504 lid 1 Rv).
Aanwijzing notaris
Volgens art. 504 lid 2 Rv kan in het proces-verbaal een notaris worden aangewezen ten overstaan van wie de verkoop zal geschieden. In dat geval wordt in plaats van bij de deurwaarder, woonplaats bij de notaris gekozen.
- Hof Den Bosch 12-05-2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BI9152
Art. 504 Rv bepaalt aan welke vereisten een proces-verbaal van inbeslagneming moet voldoen. Eén van die vereisten is de vermelding van de titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd (in dit geval de hypotheekakte). In het proces-verbaal hoeft niet te worden onderbouwd waarom executie van die titel kan worden verlangd.
Conservatoir beslag
Op grond van art. 702 lid 1 BW wordt een conservatoir beslag op dezelfde wijze als een executoriaal verhaalsbeslag gelegd.