De vrees voor verduistering is de vrees dat er een redelijke verwachting bestaat dat de goederen waarop een conservatoir beslag gelegd zal worden aan het verhaal van een of meer schuldeisers onttrokken zullen worden.
De vrees voor verduistering moet gegrond zijn. Er moeten omstandigheden aangevoerd worden die deze grond rechtvaardigen.
Wel gegronde vrees voor verduistering
Bij de volgende conservatoire beslagen moet gegronde vrees voor verduistering worden gesteld en onderbouwd:
- verhaalsbeslag op roerende zaken (art. 711 lid 1 Rv)
- verhaalsbeslag op onroerende zaak (art. 725 jo art. 711 lid 1 Rv)
- verhaalsbeslag op aandelen op naam (art. 714 jo art. 711 lid 1 Rv)
- verhaalsbeslag op rechten aan toonder (art. 711 lid 1 Rv)
- verhaalsbeslag op rechten ex art. 474bb Rv (art. 711 lid 3 Rv)
- bewijsbeslag in niet IE-zaken (art. 730 Rv)
- maritaal beslag (art. 768 lid 3 Rv)
- fiscaal conservatoir beslag (art. 51 IW)
Geen gegronde vrees voor verduistering
Bij de volgende conservatoire beslagen hoeft dit niet:
- verhaalsbeslag op wisselbrief, orderbiljet of cheque (art. 711 lid 2 Rv)
- verhaalsbeslag op schip (art. 728 lid 1 Rv; art. 711 lid 1 Rv geldt niet)
- verhaalsbeslag op luchtvaartuig (art. 729d lid 1 Rv; art. 711 lid 1 Rv geldt niet)
- derdenbeslag
- eigenbeslag (uit de aard der zaak)
- beslag tot afgifte of levering/deelgenotenbeslag/paulianabeslag (art. 734 lid 4 Rv)
- vreemdelingenbeslag (art. 765 Rv)
- strafvorderlijk conservatoir beslag (art. 94c, letter a Sv)